
Waarom Stilte Hier Niet Bestaat
Er is iets diep mis met de manier waarop Indonesië omgaat met geluid.
Of je nu in een restaurant zit, in een bar, een koffietentje, of een willekeurige mall: je oren worden aangevallen.
Zodra een band begint te spelen, verandert een gezellige avond in een oorlogszone.
De drummer mept alsof hij een demonenuitdrijving doet, de gitarist draait zijn versterker open alsof hij op een stadiontour is, en de zanger gilt in een microfoon die al lang overstuurd is. Ondertussen draait de geluidsman enthousiast aan alle knoppen — want hier geldt: harder is beter.
Mensen proberen te praten, te lachen, te eten, maar het heeft geen zin.
Je moet letterlijk in elkaars oor schreeuwen om een zin te begrijpen.
En dan zegt iemand lachend: “Seru ya!” — gezellig hè.
Gezellig? Nee. Het is krankzinnig.
De mall als oorlogsgebied
In winkelcentra is het al niet beter.
Op elke verdieping schreeuwt iemand in een microfoon om een aanbieding aan te kondigen, met daarachter een echo van slechte karaoke. De winkels pompen elk hun eigen muziek door de speakers — één met K-pop, één met techno, één met kerstliedjes in oktober.
En alsof dat nog niet genoeg is, hangen er vijf grote televisieschermen die allemaal iets anders laten zien — voetbal, reclames, TikTok-compilaties, en knipperende promo’s.
Je hersenen weten niet meer waar ze moeten kijken.
Het is een sensorische aanval, een georganiseerde chaos van beeld en geluid,
alsof men bewust probeert te voorkomen dat je ook maar één rustig moment ervaart.
Ze hebben nooit geleerd wat muziek eigenlijk is
De waarheid is hard:
Veel Indonesiërs hebben nooit geleerd wat muziek is.
Niet als kunst. Niet als emotie. Niet als samenspel tussen klank en stilte.
Ze hebben geleerd dat muziek hard moet zijn, dat volume staat voor energie, dat stilte saai is.
Ze denken dat sfeer betekent dat je niets meer kunt horen behalve jezelf.
Een band hier speelt niet om te raken, maar om te overheersen.
Muziek wordt een soort machtsvertoon — een strijd wie het hardst aanwezig kan zijn.
De geluidsman is de generaal, het publiek de slachtoffers.
Als buitenlanders proberen te spelen
Wanneer een buitenlandse band hier komt optreden, begint het gevecht opnieuw.
Ze vragen beleefd of het volume wat lager kan.
Ze willen balans, gevoel, harmonie.
De lokale technicus kijkt verbaasd:
“Why? Too soft, Mister! Not fun!”
Maar de waarheid is: het is voor niemand leuk.
Niet voor het publiek, niet voor de muzikanten, niet voor de serveerster die in stilte haar oren vasthoudt.
De buitenlandse muzikanten willen spelen — voelen — communiceren.
Niet verdrinken in geluid.
Maar hier mag dat niet. Stilte is taboe.
De psychologische doofheid
Wat hier gebeurt, is meer dan lawaai — het is een vorm van collectieve doofheid.
Niemand luistert nog. Niet naar elkaar, niet naar muziek, niet naar rust.
Men denkt dat leven betekent: zoveel mogelijk prikkels tegelijk.
Hoe harder, hoe beter. Hoe meer schermen, hoe “modern”.
Het gevolg?
Een samenleving die voortdurend overstimuleerd is, maar innerlijk leeg.
Iedereen praat, niemand hoort. Iedereen kijkt, niemand ziet.
De kunst van stilte is verdwenen
Het trieste is dat Indonesië barst van het talent.
Er zijn zangers met prachtige stemmen, muzikanten met gevoel, jongeren met ritme in hun bloed.
Maar zolang stilte als zwakte wordt gezien,
zal niemand ooit de kracht van echte muziek begrijpen.
Muziek is niet het vullen van elke seconde met lawaai.
Het is het samenspel van klank en stilte — van spanning en rust.
Tot die dag blijft Indonesië een land waar je een bar binnenloopt
en binnen vijf minuten denkt:
“Als dit nog vijf minuten doorgaat, word ik gek.”
En dat is geen overdrijving —
dat is het geluid van een cultuur die vergeten is te luisteren.