Mijn buurvrouw 's oom was misschien een kat.
Er zijn van die dingen die je in Indonesië meemaakt waarvan je denkt: “Oké, dit zou in Nederland nóóit kunnen.” Zoals die keer dat mijn buurvrouw in Yogyakarta mij aankijkend vertelde dat haar kat misschien haar overleden oom was. Met een strak gezicht. Alsof ze zei dat het ging regenen.
Ik lachte. Beleefd. Maar diep vanbinnen dacht ik: “Wacht eens… wat als ze gelijk heeft?”
De logica van het onlogische
In Nederland zijn we opgegroeid met ratio. Wetenschap. Bewijs. Je gelooft iets omdat je het kunt meten of herhalen in een laboratorium. In Indonesië? Daar geloven mensen omdat het voelt als waarheid. En heel eerlijk? Soms werkt dat beter.
Een kind kijkt iemand aan en zegt: “Ik ken u van vroeger.” Een vrouw droomt drie keer van haar overleden moeder die iets komt vragen. En ineens verschijnt er een witte vlinder in de kamer.
Toeval? Of is toeval gewoon het West-Europese woord voor “ik snap er niks van maar ik wil er niet over nadenken”?
De kat die me stalkte
Diezelfde kat van de buurvrouw — dikke, luie, witte kater — kwam élke avond op mijn veranda liggen. En altijd als ik laat thuis was, zat hij al te wachten. Alsof hij wist hoe laat ik thuis zou komen. Ogen die je aankijken alsof ze dingen hebben gezien die jij nooit zult snappen. Je kent die blik.
Toen ik op een avond fluisterde: “Ben jij echt haar oom?”, miauwde hij.
Toeval? Misschien. Maar ik ben ‘m wel serieus gaan begroeten. Elke dag.
Indonesië leert je luisteren
Wat ik wil zeggen is dit: in Indonesië leer je dingen anders te bekijken. Je leert luisteren naar verhalen die misschien niet “kloppen”, maar die voelen als waarheid. Je leert dat er meerdere lagen zijn aan de werkelijkheid — en dat niet alles verklaard hoeft te worden om echt te zijn.
Soms is een kat gewoon een kat. En soms is het je buurvrouw’s oom.
Je weet het gewoon niet.